Ik ga naar de dokter



Heb je een afspraak bij één van onze kinderdokters? Ze weten alles over kinderziekten.
Sommige kinderdokters weten alles over je nieren bijvoorbeeld.

Wat gebeurt er bij de dokter?

1
De dokter zegt dag, vraagt jouw naam en geeft jou een hand
2
Jij of je mama of papa legt uit wat je hebt.
3
De dokter begint je te onderzoeken. Welk onderzoek precies, hangt af van wat je hebt..
4
De dokter weegt en meet je en vraagt je om op de bank te gaan zitten. De dokter voelt en klopt op je buik en luistert met een stethoscoop. De dokter kijkt ook even in je oor en in je mond. En soms nog meer onderzoekjes.
5
Als het onderzoek gedaan is, vertelt de dokter jou en je mama of papa wat hij denkt dat je hebt en wat er verder moet gebeuren.
6
Soms ga je nog naar de verpleegkundige voor een onderzoek of behandeling.
7
Als alles klaar is ga je naar de secretaresse voor verdere afspraken.
8
Tot ziens

Wat is wat?

Sleep de voorwerpen

Bij de verpleegkundige

In de dokterskamer

In de dokterskamer

Bloeddrukmeter (soms): Da's een gek ding, de dokter legt een band rond je arm en pompt de band op met lucht. De band zit eventjes strak, maar dat duurt niet lang. Ineens loopt de lucht langzaam weer uit de band.
Weegschaal: Ja, zoiets heb je misschien ook thuis. Even kijken hoeveel je weegt.
Meetlat: Hier moet je even tegen gaan staan, dan kunnen we meten hoe lang je bent.
Stethoscoop: Dit houdt de dokter tegen je borst. Je moet dan diep in- en uitademen, zo kan de dokter naar je hart of je longen luisteren.
Otoscoop: Hiermee kan de dokter diep in je oor kijken.
Reflexhamer (soms): Hiermee klopt de dokter op je knie om te zien hoe snel je reageert. Dat doet geen pijn hoor!
Lintmeter: De dokter meet de omtrek van je hoofd, buik, arm
Thermometer: om langs je mond de temperatuur te meten .
Computer: de dokter geeft al jouw gegevens in op de computer.
Tongspatel: zeg eens aaaa. De dokter kijkt met een lichtje in je mond en je keel.

Bij de verpleegkundige

Bloedprikker: Hiermee kunnen we wat bloed uit je arm halen. Het prikt even, maar het is zo weer voorbij hoor.
Weegschaal: Ja, zoiets heb je misschien ook thuis. Even kijken hoeveel je weegt.
Meetlat: Hier moet je even tegen gaan staan, dan kunnen we meten hoe lang je bent.
Cardiogram: hoe snel klopt je hart? De verpleegkundige houdt een toestel kleeft pleisters en draadjes op je borst en ziet het op de computer
Urinestaal: je maakt een plasje in een potje. De verpleegkundige onderzoekt het.
Sonde: Een sonde is een buisje waar je eten, drinken of andere dingen door krijgt. De verpleegkundige doet het buisje in je neus of in je buik.
Infuus: Een infuus is een buisje waar je vocht of medicijnen door krijgt. De verpleegkundige prikt het buisje in je ader.
 
Speciale onderzoeken: Soms doe je speciale testen zoals een zweettest, een blaastest... De verpleegkundige of de dokter vertelt je er alles over.